Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En tot hem vergaderde [2]alle man, die [3]benauwd was, en alle man, [4]die een schuldeiser had, en alle man, [5]wiens ziel bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot overste over hen; zodat bij hem waren omtrent vierhonderd mannen. 2. Hebreeuws, alle man der benauwdheid. 3. Te weten, door armoede of enige andere ellende. 4. Te weten, die hem hard viel en dagelijks maande om betaald te zijn, tegen de wet, Ex.22:25. 5. Hebreeuws, wien de ziel bitter was. Zie gelijke manier van spreken hfdst.1 vs.10, 2 Kon.4:27.